De afsluiting van de jaarrekening werd uitgevoerd met inachtname van de geldende wetten, decreten en normen.
De rekening 2021 sluit af met een “verlies van het boekjaar” van € 26.359,11.
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de BBC-jaarrekening en de jaarrekening opgemaakt volgens het Wetboek van Vennootschappen.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 regelt enkel en alleen de procedure voor de vaststelling en de goedkeuring van de BBC-jaarrekening:
De procedure voor de jaarrekening volgens het Wetboek van Vennootschappen is niet gelijklopend met die voor de BBC-jaarrekening. Artikel 92 van het wetboek vennootschappen bepaalt immers dat de bestuurders deze jaarrekening moeten opmaken en ter goedkeuring moeten voorleggen aan de algemene vergadering. Aangezien de gemeenteraad voor een AGB als algemene vergadering fungeert, moet de gemeenteraad de door de raad van bestuur opgemaakte (vastgestelde) jaarrekening vennootschappen goedkeuren.
De jaarrekening 2021 werd vastgesteld door de raad van bestuur in zitting van 25 mei 2022.
De jaarrekening van het autonoom gemeentebedrijf (AGB) Bocholt over het boekjaar 2021 wordt goedgekeurd met een “verlies van het boekjaar” van € 26.359,11.
Aan de bestuurders wordt, conform de vraagstelling in het verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 2021, kwijting verleend.
Het ontwerp van jaarrekening dat onlosmakelijk deel uitmaakt van dit besluit, werd, rekening houdende met de geldende reglementeringen terzake, opgemaakt.
De Vlaamse Regering keurde op 30 maart 2018 het besluit over de beleids- en beheerscyclus definitief goed. Dit besluit geeft uitvoering aan de aangepaste regels over de beleids- en beheerscyclus die zijn opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en vertaalt een aantal verbetervoorstellen uit de evaluatie van BBC.
Het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus met de bijbehorende bijlagen met de schema's en de rekeningstelsels geeft op zijn beurt uitvoering aan het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018.
De vaststelling van de jaarrekening behoort tot de voorbehouden bevoegdheid van de raad (decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 41, 3° en artikel 78, 4°).
Het gemeentelijk deel van jaarrekening 2021 van gemeente/OCMW Bocholt wordt vastgesteld.
Het ontwerp van jaarrekening dat onlosmakelijk deel uitmaakt van dit besluit, werd, rekening houdende met de geldende reglementeringen terzake, opgemaakt.
De Vlaamse Regering keurde op 30 maart 2018 het besluit over de beleids- en beheerscyclus definitief goed. Dit besluit geeft uitvoering aan de aangepaste regels over de beleids- en beheerscyclus die zijn opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en vertaalt een aantal verbetervoorstellen uit de evaluatie van BBC.
Het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus met de bijbehorende bijlagen met de schema's en de rekeningstelsels geeft op zijn beurt uitvoering aan het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018.
De vaststelling van de jaarrekening behoort tot de voorbehouden bevoegdheid van de raad (decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 41, 3° en artikel 78, 4°).
Het OCMW-deel van jaarrekening 2021 van gemeente/OCMW Bocholt wordt goedgekeurd waardoor de jaarrekening 2021 van gemeente/OCMW Bocholt definitief is vastgesteld.
Alvorens een financiële verbintenis aan te gaan die vernoemde drempelwaarde overschrijdt, zou de betrokken dienst een visumaanvraag moeten doen.
Het is in de praktijk zo dat diensten, zeker bij “grotere” dossiers van overheidsopdrachten, reeds in een vroeg stadium met de financiële dienst overleggen. Dit leidt er toe dat eventuele problemen reeds kunnen opgelost worden voordat de officiële visumaanvraag gebeurt. Hierdoor worden “weigeringen van visum” vermeden.
Artikel 266 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de voorgenomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande netto-kasstroom zijn onderworpen aan een voorafgaand visum, voordat enige verbintenis kan worden aangegaan.
De financieel directeur onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van die voorgenomen verbintenissen in het kader van zijn opdracht vermeld in artikel 177, eerste lid, 1° van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017. Hij verleent zijn visum, als uit dat onderzoek de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen verbintenis blijkt. Hij kan voorwaarden koppelen aan zijn visum. Als de financieel directeur weigert zijn visum te verlenen, of als hij er voorwaarden aan koppelt, motiveert hij dat. De financieel directeur rapporteert hierover in volle onafhankelijkheid aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad bepaalt, na advies van de financieel directeur, de nadere voorwaarden waaronder de financieel directeur de controle uitoefent. De gemeenteraad kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel directeur, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting. Voor de periode 2021 werd, in zitting van 30 januari 2020, door de gemeenteraad beslist deze drempel te bepalen op € 10.000,00 exclusief BTW. Deze drempel werd, in zitting van 27 januari 2022, bevestigd middels de actualisatie van het besluit "vaststelling begrip "dagelijks bestuur" en vrijstelling van visumverplichting".
De raad neemt kennis van de rapportering van de financieel directeur met betrekking tot het gegeven visum voor het jaar 2021.
In bijgevoegde nota’s wordt de (beperkte) meerjarenplanaanpassing beschreven. Wegens de stijgende prijzen dienen de kosten voor nutsvoorzieningen (gas en elektriciteit) verhoogd te worden. Meer concreet wordt hiervoor in de meerjarenplanaanpassing jaarlijks € 7.000,00 toegevoegd waardoor volgende exploitatietoelagen verkregen worden:
Het Bisdom gaf op 30 mei 2022 “gunstig advies met opmerkingen”.
In zitting van 24 oktober 2019 keurde de gemeenteraad de originele meerjarenplannen 2020-2025 van de kerkfabrieken goed. In zitting van 16 december 2021 werd de recentste meerjarenplanaanpassing van kerkfabriek Monulfus en Gondulfus Kaulille goedgekeurd.
De gemeenteraad is bevoegd. Artikel 41, tweede lid, 9° bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is voor die beslissingen die een wet, decreet of uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk voorbehoudt aan de gemeenteraad.
Artikel 43 van het decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten van 7 mei 2004, dat werd gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012, bepaalt: “De meerjarenplannen en de wijzigingen zijn onderworpen aan het advies van het erkend representatief orgaan en aan de goedkeuring van de gemeenteraad… Als binnen de termijn van honderd dagen, bedoeld in het derde lid, geen besluit naar de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabrieken in kwestie en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de gemeenteraad geacht zijn goedkeuring aan de meerjarenplannen te hebben verleend.”.
De voorliggende meerjarenplanaanpassing van kerkfabriek Monulfus en Gondulfus Kaulille zoals gehecht aan dit besluit, wordt goedgekeurd waardoor op budgetsleutel MJP000945-6490380/ABOD/0790 volgende verhoogde gemeentelijke exploitatietoelagen bekomen worden:
De budgetwijziging 2022 van kerkfabriek Monulfus en Gondulfus Kaulille past binnen de goedgekeurde meerjarenplanaanpassing waardoor de gemeenteraad hier enkel kennis van dient te nemen.
Concreet is er een budgetwijziging in zowel exploitatie als investering. Beiden worden omstandig beschreven in de bijgevoegde “beleidsnota budgetwijziging 2022”.
Het Bisdom gaf op 30 mei 2022 “gunstig advies”.
De gemeenteraad is bevoegd. Artikel 41, tweede lid, 9° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is voor die beslissingen die een wet, decreet of uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk voorbehoudt aan de gemeenteraad.
Artikels 48, 49 en 50 van het decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten van 7 mei 2004, dat werd gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012, bepalen dat als de ingediende budgetwijziging van een kerkfabriek past in het goedgekeurde meerjarenplan de gemeenteraad hier akte van dient te nemen.
De gemeenteraad van 24 oktober 2019 keurde de originele meerjarenplannen 2020-2025 van de kerkfabrieken goed. De gemeenteraad keurde in zitting van heden de meerjarenplanaanpassing van kerkfabriek Monulfus en Gondulfus Kaulille goed.
De raad neemt kennis van de budgetwijziging 2022 van kerkfabriek Monulfus en Gondulfus Kaulille zoals gehecht aan dit besluit. De resulterende gemeentelijk toelagen worden vastgesteld als volgt:
Het document "Coördinatie jaarrekening 2021" toont volgende kerncijfers:
| exploitatieresultaat | investeringsresultaat | Exploitatietoelage | investeringstoelage |
Sint-Benedictus Lozen | 38 345,29 | -1,16 | 11 330,05 | 0,00 |
Sint-Laurentius Bocholt | 12 802,86 | 14 215,00 | 38 028,89 | 0,00 |
Sint-Monulfus en Gondulfus Kaulille | 15 812,75 | 1 273,09 | 45 437,46 | 0,00 |
Sint-Willibrordus Reppel | 3 885,42 | -801 743,46 | 75 000,00 | 19 177,11 |
De exploitatie- en investeringstoelagen werden opgenomen zoals weergegeven in de gemeentelijk jaarrekening.
Middels de documenten “jaarrekening” en “nota JR21” werd één en ander toegelicht.
Artikel 41 tweede lid 9° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 bepaalt dat de gemeenteraad bevoegd is als het gaat over beslissingen die een wet, decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de gemeenteraad voorbehoudt.
In die zin bepaalt artikel 55, §2 van het decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten van 7 mei 2004, dat werd gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012, dat de rekeningen onderworpen zijn aan het advies van de gemeenteraad en aan de goedkeuring van de provinciegouverneur.
De jaarrekeningen 2021 van de 4 kerkfabrieken van Bocholt, zijnde die van Sint-Benedictus Lozen, Sint-Laurentius Bocholt, Sint-Monulfus en Gondulfus Kaulille en Sint-Willibrordus Reppel zoals gehecht aan dit besluit, worden gunstig geadviseerd.
De opzeg van de huidige concessionaris betekent dat er een nieuwe concessionaris dient gezocht te worden voor de uitbating van de Luysmolen.
De gemeenteraad dient de concessievoorwaarden en de procedure hiervoor vast te leggen, het college van burgemeester en schepenen voert de procedure.
In het kader van de toeristische uitbouw van Bocholt en de presentatie van de waardevolle natuur van Kempen Broek is de Luysmolen een zeer belangrijke schakel. Ze is een toegangspoort voor het omliggende natuurgebied en biedt daarbij op een harmonieuze wijze verpozing aan fietsers, wandelaars, bezoekers die het natuurgebied komen verkennen.
De 'Conceptnota Luysmolen - wanneer eenvoud terug bijzonder wordt', die in 2012 werd opgesteld door de dienst Omgeving na overleg met Agentschap Natuur en Bos Limburg, Regionaal Landschap Kempen en Maas en Onroerend Erfgoed Limburg, is nog altijd bijzonder actueel en zal ook in het nieuwe dossier als belangrijkste basis meegenomen worden.
Het gemeentebestuur beschikt niet over de mogelijkheden om de uitbating van de Luysmolen” op basis van de conceptnota Luysmolen ‘Wanneer eenvoud terug bijzonder wordt’ , zelf te verzekeren.
Artikel 41 10° van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad om de plaatsingsprocedure en de voorwaarden van overheidsopdrachten vast te stellen.
Artikel 56 §3 8° b van het decreet over het lokaal bestuur dat bepaalt in dat het college bevoegd is voor daden van beschikking over verhuring, concessie, pacht, jacht- en visrechten van meer dan negen jaar, behalve het vaststellen van de contractvoorwaarden waarvoor de gemeenteraad bevoegd blijft.
De procedure tot toewijzing van de concessie wordt gevoerd met toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur, transparantie, eerlijke mededinging en gelijkheid.
De concessie is niet onderworpen aan de Wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten, noch aan het Koninklijk Besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten, aangezien deze regelgeving enkel van toepassing is op concessies voor diensten met een waarde die gelijk is aan of hoger is dan 5.382.000 EUR. (cfr. artikel 3, § 1, lid 2, van de genoemde Wet juncto artikel 4, lid , van genoemd K.B.)
De concessie is evenmin onderworpen aan de reglementering inzake overheidsopdrachten.
Ook de reglementering inzake handelshuur is niet van toepassing op onderhavige concessie. Het betreft immers geen handelshuurovereenkomst.
De gemeente geeft in concessie voor de uitbating als verbruiksruimte en onthaalpunt voor het GrensPark Kempen~Broek: Het molengebouw gelegen langs de Luysenweg 2, 3950 Bocholt kadastraal gekend als 1ste afdeling, sectie B, nummer 812F.
De concessieleidraad, omvattende de proceduren en de concessievoorwaarden voor de uitbating van de Voorste Luysmolen, inclusief het ontwerp van concessieovereenkomst, wordt vastgesteld zoals gehecht aan dit besluit.
Het college van burgemeester en schepenen wordt gemachtigd om de verdere procedure zoals beschreven in de concessieleidraad te voeren.
In eerste instantie werd door het beleid niet gekozen voor het dorpshuis als LDC wegens te veel nadruk op één bepaalde doelgroep nl. senioren. Het dorpshuis is namelijk voor iedereen. Feit is dat het traditionele, verzuilde, verenigingsleven stilaan verdwijnt. Het dorpshuis kan hier een antwoord op bieden.
De opdracht van lokale dienstencentra werd in 2019 uitgebreid en sluit goed aan bij de missie en visie van het dorpshuis.
Het voorstel is nu om het dorpshuis als een lokaal dienstencentrum verder uit te bouwen.
In 2019 werd de opdracht van het LDC uitgebreid. Er is een evolutie van zorg- en welzijnverstrekker naar zorg- en welzijnsversterker. Het centrum biedt objectieve en transparante informatie, ontspanning en ontmoeting aan de doelgroepen die met behulp van de buurtanalyse bepaald zijn in het meerjarenplan, met prioritaire aandacht voor ouderen, mantelzorgers en kwetsbare personen, door breed toegankelijke en laagdrempelige activiteiten van informatieve, recreatieve en vormende aard te organiseren. Een lokaal dienstencentrum wordt niet langer gezien als een thuiszorgvoorziening, dus is niet enkel voor senioren maar ook voor kwetsbare personen en is gebaseerd op een participatief traject met een duidelijke link naar het lokaal sociaal beleid. Daarnaast is het niet langer verplicht x aantal activiteiten te organiseren.
De vernieuwde opdracht van een LDC ligt volledig in de lijn van het concept van het dorpshuis. Het dorpshuis kan als lokaal dienstencentrum activiteiten zelf of in samenwerking met lokale verenigingen of het lokaal bestuur organiseren of aanbieden, lokalen ter beschikking stellen aan bewoners of lokale verenigingen, gebruikers toeleiden naar het zorg- en ondersteuningsaanbod en activiteiten van andere woonzorgvoorzieningen en verenigingen, met respect voor de keuzevrijheid van de gebruiker, organisaties ondersteunen in het werken met een doelgroep, aan preventie en vroegdetectie beginnende zorgbehoevendheid doen, signalen opvangen en een brugfunctie opnemen, initiatieven nemen om sociale cohesie te bevorderen, buurthulp ondersteunen, stimuleren en faciliteren.
De procedure voor de erkenning van een lokaal dienstencentrum bestaat uit 2 stappen:
In de oorspronkelijke plannen werd al rekening gehouden met de rolstoeltoegankelijkheid en brandveiligheid. In de aangepaste plannen dient rekening gehouden te worden met de vereiste voorwaarden voor een lokaal dienstencentrum:
Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017.
Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen.
Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers.
Besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers (bijlage VI voor lokale dienstencentra).
Besluit 28 juni 2019 van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers (bijlage I voor lokale dienstencentra).
Ministerieel besluit van 30 april 1999 houdende de vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de lokale dienstencentra.
Ministerieel besluit van 28 oktober 1999 tot vaststelling van de subsidiëringswijze van de lokale dienstencentra.
Ministerieel besluit van 22 maart 2002 inzake kwaliteitszorg in lokale dienstencentra, in de regionale dienstencentra en in de diensten voor oppashulp (art. 1, 4 en de bijlage zijn niet meer van toepassing).
Decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders.
De gemeenteraad geeft haar principiële goedkeuring om het concept 'dorpshuis' uit te bouwen naar een lokaal dienstencentrum.
De gemeenteraad geeft haar toestemming om de procedure op te starten voor het aanvragen van de voorafgaande vergunning voor een lokaal dienstencentrum volgens het geijkte formulier, zoals gehecht aan dit besluit.
Het organisatiebeheersingssysteem zelf wordt vastgesteld door de algemeen directeur, na overleg met het managementteam. Het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem en de elementen daarin die raken aan de rol en de bevoegdheden van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn. De gemeenteraad keurde het organisatiebeheersingssysteem goed in haar zitting van 25 juni 2015, de raad voor maatschappelijk welzijn in haar zitting van 10 december 2015. Bedoeling is om in 2022-2023 het organisatiebeheersingssysteem te actualiseren en opnieuw vast te stellen.
Daarbij rapporteert de algemeen directeur jaarlijks aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau over de organisatiebeheersing. Die rapportering gebeurt jaarlijks uiterlijk voor 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Het rapport 2021 is gestructureerd op basis van de 10 thema’s die in de leidraad ‘organisatiebeheersing voor lokale besturen’ (uitgegeven door Audit Vlaanderen) zijn uitgewerkt om het geheel van de processen die de basis vormen voor de organisatiebeheersing te beschrijven. Deze leidraad (www.auditvlaanderen.be) wil een instrument zijn dat interne controle op organisatieniveau of organisatiebeheersing concreet maakt. Het is een uitgebreide gids met doelstellingen omtrent organisatiebeheersing, risico’s en beheersmaatregelen, die ondersteuning kan bieden om een systeem van interne controle/organisatiebeheersing uit te bouwen. Naast een zelfevaluatie-instrument voor lokale besturen is de leidraad ook het auditinstrument voor Audit Vlaanderen.
Alle diensten hebben informatie aangebracht om het verslag zo volledig mogelijk op te maken. Toch zijn in dit verslag vooral de belangrijkste acties opgenomen. Uiteraard werkt de administratie dagelijks aan de verbetering van procedures en processen.
Het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau namen op 16 juni 2022 kennis van het rapport.
Artikels 217 en 218 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 definiëren de organisatiebeheersing en het organisatiebeheersingssysteem.
Artikel 219 van het decreet over het lokaal bestuur bepaalt in het eerste lid dat het organisatiebeheersingssysteem wordt vastgesteld door de algemeen directeur, na overleg met het managementteam. Het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem en de elementen daarin die raken aan de rol en de bevoegdheden van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn. De gemeenteraad keurde het organisatiebeheersingssysteem goed in haar zitting van 25 juni 2015, de raad voor maatschappelijk welzijn in haar zitting van 10 december 2015.
Artikel 219 2de lid van het decreet over het lokaal bestuur, bepaalt dat de algemeen directeur jaarlijks aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau rapporteert over de organisatiebeheersing. Die rapportering gebeurt jaarlijks uiterlijk voor 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Kennis te nemen van het 'Verslag organisatiebeheersing gemeente en OCMW 2021', opgesteld door de algemeen directeur in samenwerking met de gemeente- en OCMW-administratie en gehecht aan dit besluit.